794 لحظ
De wortel van ogenblik, en, ruimer, van waarnemen en observeren.
لاحَظَ waarnemen, merken, vaststellen
لَحْظة moment, ogenblik
مُلاحَظة waarneming, observatie, vaststelling
مَلْحوظ merkbaar, waarneembaar, aanzienlijk
Ik merk dat jullie het niet begrijpen / u wil mij moeder spreken? Een ogenblikje! / de opmerkingen van de leraar waren terecht //
Zie, de prijzen van de appartementen zullen een merkbare verhoging laten zien tijdens de komende periode ( FDA 3008)
ان - لا - فهم - رود - كلم - مع - امّ - كون - علم - حقّ //
سعر - شقّ - شوف - شهد - رفع - خلّ - فتر - قبل
Dat, indien 165 / neen, niet 821 / begrijpen 11 / willen 272 / woord 14 / met, voor 570 / moeder, vooraan 156 / zijn 15 / weten 44 / waarheid 69 //
Prijs 404 / splitsen, appartement 304 / zal 505 / getuigen 320 / verhogen 144 / periode 638 / aanvaarden, toekomst 79
أُلاحِظُ أنَّكُم لا تَفْهَمونَهُ
! تُريدُ أن تَتَكَلَمَ مَع أُمّي ؟ لَحْظة
كانَت مُلاحَظاتُ المُعَلِمِ حَقيقيّة
إنَّ أسْعارُ الشِقَقِ سَوفَ تَشْهَدُ اِرْتِفاعاً مَلْحوظاً خِلالَ الفَتْرةِ المُقَبِلة
In de 1e zin gaat het over een vaststelling, in de 2e zin over een wens. Vandaar de gewone wijze van het werkwoord in de bijzin (indicatief), en de aanvoegende wijs in de 2e zin (DM-VP2, 5.3). Let ook op het persoonsuffix in de 1e zin bij het voegwoord.
De wortel van ogenblik, en, ruimer, van waarnemen en observeren.
لاحَظَ waarnemen, merken, vaststellen
لَحْظة moment, ogenblik
مُلاحَظة waarneming, observatie, vaststelling
مَلْحوظ merkbaar, waarneembaar, aanzienlijk
Ik merk dat jullie het niet begrijpen / u wil mij moeder spreken? Een ogenblikje! / de opmerkingen van de leraar waren terecht //
Zie, de prijzen van de appartementen zullen een merkbare verhoging laten zien tijdens de komende periode ( FDA 3008)
ان - لا - فهم - رود - كلم - مع - امّ - كون - علم - حقّ //
سعر - شقّ - شوف - شهد - رفع - خلّ - فتر - قبل
Dat, indien 165 / neen, niet 821 / begrijpen 11 / willen 272 / woord 14 / met, voor 570 / moeder, vooraan 156 / zijn 15 / weten 44 / waarheid 69 //
Prijs 404 / splitsen, appartement 304 / zal 505 / getuigen 320 / verhogen 144 / periode 638 / aanvaarden, toekomst 79
أُلاحِظُ أنَّكُم لا تَفْهَمونَهُ
! تُريدُ أن تَتَكَلَمَ مَع أُمّي ؟ لَحْظة
كانَت مُلاحَظاتُ المُعَلِمِ حَقيقيّة
إنَّ أسْعارُ الشِقَقِ سَوفَ تَشْهَدُ اِرْتِفاعاً مَلْحوظاً خِلالَ الفَتْرةِ المُقَبِلة
In de 1e zin gaat het over een vaststelling, in de 2e zin over een wens. Vandaar de gewone wijze van het werkwoord in de bijzin (indicatief), en de aanvoegende wijs in de 2e zin (DM-VP2, 5.3). Let ook op het persoonsuffix in de 1e zin bij het voegwoord.