789 خلق
Alfabetisch komt eerst de kalief خلف , daarna de Schepper خلق.
Chronologisch komt eerst de Schepper, daarna de profeet en tenslotte de kalief.
خَلَقَ scheppen, creëren
خَلْق schepping, creatie
خُلْق - أخْلاق karakter, inborst; moraal
أخْلاقيّ moreel, zedelijk, ethisch; أخْلاق komt ook voor in de betekenis van "moraal"
خالِق creatief; de Schepper
مَخْلوق - مَخْلوقات geschapen; aardbewoner, schepsel
In het begin schiep God de hemelen en de aarde / zij heeft een goed karakter / de nieuwe ontdekkingen brengen nieuwe ethische vraagstukken met zich mee
في - بدأ - ألله - سمو - ارض - حسن - جلب - كشف - جدّ - سأل
In, te 355 / beginnen 414 / Allah 705 / hemel 694 / aarde, grond 159 / mooi 59 / brengen, gewaad 123 / ontdekken 422 / nieuw, ernst 66 / vraag 203
في البَدءِ خَلَقَ أللهُ السَمَواتَ و الأرضَ
هيَ حَسَنة الخَلاقِ
تَجْلِبُ الاِكْتِشافاتُ الجَديدةُ مَسائلً أخْلاقيّة
In de 2e zin staat een oneigenlijke idaafa-constructie: zij is mooi van karakter.
Het 1e lid is adjectief, het 2e een bepaald substantief.
Ayyuha: p.285, 21.2
Alfabetisch komt eerst de kalief خلف , daarna de Schepper خلق.
Chronologisch komt eerst de Schepper, daarna de profeet en tenslotte de kalief.
خَلَقَ scheppen, creëren
خَلْق schepping, creatie
خُلْق - أخْلاق karakter, inborst; moraal
أخْلاقيّ moreel, zedelijk, ethisch; أخْلاق komt ook voor in de betekenis van "moraal"
خالِق creatief; de Schepper
مَخْلوق - مَخْلوقات geschapen; aardbewoner, schepsel
In het begin schiep God de hemelen en de aarde / zij heeft een goed karakter / de nieuwe ontdekkingen brengen nieuwe ethische vraagstukken met zich mee
في - بدأ - ألله - سمو - ارض - حسن - جلب - كشف - جدّ - سأل
In, te 355 / beginnen 414 / Allah 705 / hemel 694 / aarde, grond 159 / mooi 59 / brengen, gewaad 123 / ontdekken 422 / nieuw, ernst 66 / vraag 203
في البَدءِ خَلَقَ أللهُ السَمَواتَ و الأرضَ
هيَ حَسَنة الخَلاقِ
تَجْلِبُ الاِكْتِشافاتُ الجَديدةُ مَسائلً أخْلاقيّة
In de 2e zin staat een oneigenlijke idaafa-constructie: zij is mooi van karakter.
Het 1e lid is adjectief, het 2e een bepaald substantief.
Ayyuha: p.285, 21.2