780 ظلم
De wortel gaat over de donkere kant van de samenleving: de duisternis en het onrecht.
ظُلْم onrecht, onrechtvaardigheid
ظُلْمة duister, duisternis, donker
ظَلام duister, duisternis, donker
ظالِم onrechtvaardig; tiran
مَظْلوم onderdrukt, onrechtvaardig behandeld
مُظْلِم duister, donker, schemerig
Hij heeft zijn collega ten onrechte beschuldigd / wacht tot het donker wordt / door de duisternis herkende ik hem niet //
De vraag blijft: wie is de onderdrukker, wie is de onderdrukte? ( FDA 2612)
وهم - زمل - نظر - حتى - حلّ - لا - عرف - بِ //
بقي - سأل - وقع
Geloven, beschuldigen 734 / collega 315 / kijken 274 / tot 467 / oplossen, invallen 307 / nee, niet 821 / weten 41 / met, door, bij 612 //
Blijven 287 / vraag 203 / vallen, liggen, gebeurtenis 385
اِتَّهَمَ زَميلَهُ ظُلْماً
اِنْتَظِرْ حَتّى يَحُلَّ الظَلامَ
لا تَعَرَّفْتُهُ بِالظَلام
يَبْقي السُؤالُ مَن هُوَ الظالِمٌ وَ المَظْلوم في هَذأ الواقِعة؟
Het eerste woord van de oefening, اِتَّهَمَ , is stam VIII van وهم . Stam VIII is reflexief ten opzichte van de stam I: voor zich, persoonlijk, geloven, en dus beschuldigen. De waw van de stam assimileert met de ingevoegde ta van stam VIII.
De wortel gaat over de donkere kant van de samenleving: de duisternis en het onrecht.
ظُلْم onrecht, onrechtvaardigheid
ظُلْمة duister, duisternis, donker
ظَلام duister, duisternis, donker
ظالِم onrechtvaardig; tiran
مَظْلوم onderdrukt, onrechtvaardig behandeld
مُظْلِم duister, donker, schemerig
Hij heeft zijn collega ten onrechte beschuldigd / wacht tot het donker wordt / door de duisternis herkende ik hem niet //
De vraag blijft: wie is de onderdrukker, wie is de onderdrukte? ( FDA 2612)
وهم - زمل - نظر - حتى - حلّ - لا - عرف - بِ //
بقي - سأل - وقع
Geloven, beschuldigen 734 / collega 315 / kijken 274 / tot 467 / oplossen, invallen 307 / nee, niet 821 / weten 41 / met, door, bij 612 //
Blijven 287 / vraag 203 / vallen, liggen, gebeurtenis 385
اِتَّهَمَ زَميلَهُ ظُلْماً
اِنْتَظِرْ حَتّى يَحُلَّ الظَلامَ
لا تَعَرَّفْتُهُ بِالظَلام
يَبْقي السُؤالُ مَن هُوَ الظالِمٌ وَ المَظْلوم في هَذأ الواقِعة؟
Het eerste woord van de oefening, اِتَّهَمَ , is stam VIII van وهم . Stam VIII is reflexief ten opzichte van de stam I: voor zich, persoonlijk, geloven, en dus beschuldigen. De waw van de stam assimileert met de ingevoegde ta van stam VIII.