598 صيح
Schreeuwen, krijsen, gillen: daarover gaat deze wortel.
Ook صرخ betekent “schreeuwen” en daarover gaat wortel 497.
صاحَ schreeuwen, krijsen, gillen, kraaien (van de haan)
De afleidingen zijn minder frequent.
Hij schreeuwde zo hard hij kon ( op het hoogste van zijn geluid) / zij gilt dat er een ongeluk gebeurd is / de haan kraait en wekt de hele buurt //
Hij omarmde hem, kuste hem op beide kanten van zijn gezicht, daarna riep hij luid in het dialect van zijn streek: dat de Heer, jou beware, dat hij jou de overwinning helpe behalen, dat hij jou bevrijde (FDA 2823)
علو - صوت - انّ - قد - وقع - حدث - ديك - يقظ - كلّ - حور //
حضن - قبل / قَبَّلَ - جنب - وجه - ثمّ - لهج - ريف - ربّ - حفظ - نصر - خلو
Hoog 426 / stem, geluid 674 / dat 165 / al 5 / vallen, liggen, gebeuren 385 / gebeuren, ongeval 188 / haan / wakker 256 / elk, al 730 / buurt, gesprek 626 //
Omarmen 1446 / aanvaarden, kussen 79 / naast 22 / richting, gelaat 571 / toen 323 / dialect 1494 / platteland 826 / heer; misschien 267 / bewaren 194 / overwinnen 228 / ontruimen, bevrijden 721
صاحَ بِأعْلى صَوتِهِ
تَصيحُ أنَّ قَد وَقَعَت حادِثة
يَصيحُ الديكُ و يُقِظُ كُلّ الحارةَ
اِحْتَضَنَهُ وَ قَبَّلَهُ جانِبي وَجْهِهِ ، ثَمّ صاحَ عالياً بِالَهْجةِ ريفيهِ : رَبُّنا يحْفَظْكَ وَ يَنْصَرْك وَ يُخْليك
Schreeuwen, krijsen, gillen: daarover gaat deze wortel.
Ook صرخ betekent “schreeuwen” en daarover gaat wortel 497.
صاحَ schreeuwen, krijsen, gillen, kraaien (van de haan)
De afleidingen zijn minder frequent.
Hij schreeuwde zo hard hij kon ( op het hoogste van zijn geluid) / zij gilt dat er een ongeluk gebeurd is / de haan kraait en wekt de hele buurt //
Hij omarmde hem, kuste hem op beide kanten van zijn gezicht, daarna riep hij luid in het dialect van zijn streek: dat de Heer, jou beware, dat hij jou de overwinning helpe behalen, dat hij jou bevrijde (FDA 2823)
علو - صوت - انّ - قد - وقع - حدث - ديك - يقظ - كلّ - حور //
حضن - قبل / قَبَّلَ - جنب - وجه - ثمّ - لهج - ريف - ربّ - حفظ - نصر - خلو
Hoog 426 / stem, geluid 674 / dat 165 / al 5 / vallen, liggen, gebeuren 385 / gebeuren, ongeval 188 / haan / wakker 256 / elk, al 730 / buurt, gesprek 626 //
Omarmen 1446 / aanvaarden, kussen 79 / naast 22 / richting, gelaat 571 / toen 323 / dialect 1494 / platteland 826 / heer; misschien 267 / bewaren 194 / overwinnen 228 / ontruimen, bevrijden 721
صاحَ بِأعْلى صَوتِهِ
تَصيحُ أنَّ قَد وَقَعَت حادِثة
يَصيحُ الديكُ و يُقِظُ كُلّ الحارةَ
اِحْتَضَنَهُ وَ قَبَّلَهُ جانِبي وَجْهِهِ ، ثَمّ صاحَ عالياً بِالَهْجةِ ريفيهِ : رَبُّنا يحْفَظْكَ وَ يَنْصَرْك وَ يُخْليك