583 صوب
Voor de afleidingen van deze wortel is treffen het kernwoord; “doelpunt” is positief, maar “ramp, onheil” is de negatieve kant.
أصابَ raken, treffen
صَوْب richting, kant
صَواب bewustzijn, rede; juistheid, gelijk
إصابة treffer, doelpunt; ziekte, letsel
مُصيبة - مَصائب tegenspoed, ramp
مُصاب onheil, ramp; gewonde, getroffene; besmet, getroffen
كارِثة (wortel 383 ) betekent ook “ramp”.
Verwar niet met de wortel 196 صعب : moeilijk.
Jij vat vaak kou / hij liep een ziekte op tijdens de reis / door een bedrijfsongeval is zij nu thuis //
Wij moeten altijd onze verwachtingen temperen zodat we niet getroffen worden door een tegenvaller (FDA 755)
زُكام - مرّ - مرض - خلّ - سفر - عمل - اون - بيت //
وجب - دوم - خفض - وقع / تَوَقُّع - حتي - خيب - امل
Verkoudheid / keer 108 / ziek 263 / tijdens 286 / reizen 8 / werken 46 / tijd 166 / verblijf, huis 259 //
moeten 235 / voortduren 291 / zakken 488 / vallen, liggen, verwachting 385 / tot 467 / falen, teleurstelling 975 / hoop 977
تُصابُ بِزُكامِ مِراراً
أُصيبَ بِمَرَضٍ خِلالَ السَفَر
بِسَبَبِ إصابة عَمَلٍ هي الآنَ في البَيت
يجِبُ دائماً أنْ نُخَفِّضَ تَوَقَعاتَنا حَتّى لا نُصابَ بِخَيبة أمَل
De vervoegde werkwoorden van zin 1 en 2, en ook de vierde, zijn, wat wij noemen, passief van vorm: 'getroffen worden, men treft iemand met'.
Voor de afleidingen van deze wortel is treffen het kernwoord; “doelpunt” is positief, maar “ramp, onheil” is de negatieve kant.
أصابَ raken, treffen
صَوْب richting, kant
صَواب bewustzijn, rede; juistheid, gelijk
إصابة treffer, doelpunt; ziekte, letsel
مُصيبة - مَصائب tegenspoed, ramp
مُصاب onheil, ramp; gewonde, getroffene; besmet, getroffen
كارِثة (wortel 383 ) betekent ook “ramp”.
Verwar niet met de wortel 196 صعب : moeilijk.
Jij vat vaak kou / hij liep een ziekte op tijdens de reis / door een bedrijfsongeval is zij nu thuis //
Wij moeten altijd onze verwachtingen temperen zodat we niet getroffen worden door een tegenvaller (FDA 755)
زُكام - مرّ - مرض - خلّ - سفر - عمل - اون - بيت //
وجب - دوم - خفض - وقع / تَوَقُّع - حتي - خيب - امل
Verkoudheid / keer 108 / ziek 263 / tijdens 286 / reizen 8 / werken 46 / tijd 166 / verblijf, huis 259 //
moeten 235 / voortduren 291 / zakken 488 / vallen, liggen, verwachting 385 / tot 467 / falen, teleurstelling 975 / hoop 977
تُصابُ بِزُكامِ مِراراً
أُصيبَ بِمَرَضٍ خِلالَ السَفَر
بِسَبَبِ إصابة عَمَلٍ هي الآنَ في البَيت
يجِبُ دائماً أنْ نُخَفِّضَ تَوَقَعاتَنا حَتّى لا نُصابَ بِخَيبة أمَل
De vervoegde werkwoorden van zin 1 en 2, en ook de vierde, zijn, wat wij noemen, passief van vorm: 'getroffen worden, men treft iemand met'.