50 اجر
Slechts één frequent gebruikte afleiding, آجْر - أُجور in de betekenis van “ beloning, loon”.
De modale toerist huurt een auto, een appartement; ook daarvoor is de afleiding اِسْتاجَرَ (huren) nuttig.
آجْر - أُجور loon, bezoldiging, salaris
اسْتأْجَرَ huren, pachten
Ik zal een auto huren/ alle taxi’s zijn bezet/ het koppel huurt een huis in de voorstad //
Het is een recht voor de werknemer bij de staat of voor de gemeenschap dat hij een loon krijgt dat overeenkomt met zijn werk, dat hem beloont voor zijn productiviteit, dat hem een behoorlijk leven verschaft (FDA)
سير - سوف - كلّ - شغل - نزل - ضحو //
من - حقّ - جمع - عمل - على - دول - ان - نيل - الّذي - نسب - جزي - نتج - لِ - وفر - حيّ - كرم
Rijden 282 / zal 505 / elk, alle 730 / bezig 297 / dalen 112 / slachtoffer, voorstad 430 //
Wie, uit, van 367 / waarheid, recht 69 / samen 215 / werken 46 / op, over, bij 777 / staat 252 / dat 165 / krijgen 809 / die, dat 1005 / betrekking 61 / vergelding, deel, belonen 953 / resultaat 361 / aan, van, voor 767 / leveren 834 / leven 359 / eren 101
سَوفَ أَسْتَأْجِرُ سَيّارةً
كُلُّ سَياراتِ الأُجْرة مَشْغولة
يَسْتَأجِرانِ مَنْزِلا في الضاحية
مَن حَقّ العامِل عَلى الدَولةِ وَ المُجْتَمعِ أنَّ يَنالَ الأُجْر اَلّذي يُناسِبُ عَمَلَهُ وَ يَجْزيُ إنْتاجَهُ وَ يُوَفِّرُ لَهُ حَياةً كَريمة
Slechts één frequent gebruikte afleiding, آجْر - أُجور in de betekenis van “ beloning, loon”.
De modale toerist huurt een auto, een appartement; ook daarvoor is de afleiding اِسْتاجَرَ (huren) nuttig.
آجْر - أُجور loon, bezoldiging, salaris
اسْتأْجَرَ huren, pachten
Ik zal een auto huren/ alle taxi’s zijn bezet/ het koppel huurt een huis in de voorstad //
Het is een recht voor de werknemer bij de staat of voor de gemeenschap dat hij een loon krijgt dat overeenkomt met zijn werk, dat hem beloont voor zijn productiviteit, dat hem een behoorlijk leven verschaft (FDA)
سير - سوف - كلّ - شغل - نزل - ضحو //
من - حقّ - جمع - عمل - على - دول - ان - نيل - الّذي - نسب - جزي - نتج - لِ - وفر - حيّ - كرم
Rijden 282 / zal 505 / elk, alle 730 / bezig 297 / dalen 112 / slachtoffer, voorstad 430 //
Wie, uit, van 367 / waarheid, recht 69 / samen 215 / werken 46 / op, over, bij 777 / staat 252 / dat 165 / krijgen 809 / die, dat 1005 / betrekking 61 / vergelding, deel, belonen 953 / resultaat 361 / aan, van, voor 767 / leveren 834 / leven 359 / eren 101
سَوفَ أَسْتَأْجِرُ سَيّارةً
كُلُّ سَياراتِ الأُجْرة مَشْغولة
يَسْتَأجِرانِ مَنْزِلا في الضاحية
مَن حَقّ العامِل عَلى الدَولةِ وَ المُجْتَمعِ أنَّ يَنالَ الأُجْر اَلّذي يُناسِبُ عَمَلَهُ وَ يَجْزيُ إنْتاجَهُ وَ يُوَفِّرُ لَهُ حَياةً كَريمة