232 سقط
Vallen is de hoofdidee, zowel letterlijk als figuurlijk: ten val komen (regering), zakken.
سَقَطَ vallen, neerstorten, omvallen, zakken
تَساقَطَ vallen, neervallen
سُقوط ondergang, val; doublure
إسْقاط omverwerping, ontzegging, projectie
Het vliegtuig komt op een huis neer / weg met de tiran! / voor de val van het kabinet / de regen valt in stromen neer //
Mensen vinden psychologisch genoegen en rust in het negeren van hun tekortkomingen, en in de bevrijding van de druk van hun tekortkomingen in hun gemoed (FDA 3337)
حكم - طغى - قبل - بيت - مطر //
وجد - انس - لذّ - روح - نفس - في - عيب - حرّ - من - وطأ - ذا - على
Oordelen 72 / tiran 966 / aanvaarden 79 / verblijf, huis 259 / regen 384 //
Vinden 278 / menselijk 164 / lekker, genot 433 / rust 213 / zelf 62 / op, in, te 355 / gebrek 864 / vrij, heet 131 / wie, uit, van 367 / pressie 986 / deze, die 182 / op, over, bij 777
يَسْقُطُ الطّائرةُ على بَيتٍ
لِيَسْقُطْ الطاغي
قَبْلَ سُقوطِ الحُكومةِ
تَتَساقَطُ الأمْطارُ
يجِدُ الإنْسانُ لَذّةً وَ راحةً نَفْسيّةً في إسْقاطِ عيبِهِ ، وَ في التَحَرُّر مِن وَطأةِ هَذا العيبِ عَلى نَفْسِه
Het tweede zinnetje begint met li (لِ), gevolgd door de werkwoordsvorm in de verkorte vorm (apocopaat): zo drukt men een nadrukkelijke wens of aansporing uit gericht tot de 1e of 3e persoon (laat ik, laat hij/zij): DM-VP2, 6.1.3.
Vallen is de hoofdidee, zowel letterlijk als figuurlijk: ten val komen (regering), zakken.
سَقَطَ vallen, neerstorten, omvallen, zakken
تَساقَطَ vallen, neervallen
سُقوط ondergang, val; doublure
إسْقاط omverwerping, ontzegging, projectie
Het vliegtuig komt op een huis neer / weg met de tiran! / voor de val van het kabinet / de regen valt in stromen neer //
Mensen vinden psychologisch genoegen en rust in het negeren van hun tekortkomingen, en in de bevrijding van de druk van hun tekortkomingen in hun gemoed (FDA 3337)
حكم - طغى - قبل - بيت - مطر //
وجد - انس - لذّ - روح - نفس - في - عيب - حرّ - من - وطأ - ذا - على
Oordelen 72 / tiran 966 / aanvaarden 79 / verblijf, huis 259 / regen 384 //
Vinden 278 / menselijk 164 / lekker, genot 433 / rust 213 / zelf 62 / op, in, te 355 / gebrek 864 / vrij, heet 131 / wie, uit, van 367 / pressie 986 / deze, die 182 / op, over, bij 777
يَسْقُطُ الطّائرةُ على بَيتٍ
لِيَسْقُطْ الطاغي
قَبْلَ سُقوطِ الحُكومةِ
تَتَساقَطُ الأمْطارُ
يجِدُ الإنْسانُ لَذّةً وَ راحةً نَفْسيّةً في إسْقاطِ عيبِهِ ، وَ في التَحَرُّر مِن وَطأةِ هَذا العيبِ عَلى نَفْسِه
Het tweede zinnetje begint met li (لِ), gevolgd door de werkwoordsvorm in de verkorte vorm (apocopaat): zo drukt men een nadrukkelijke wens of aansporing uit gericht tot de 1e of 3e persoon (laat ik, laat hij/zij): DM-VP2, 6.1.3.