214 أتي
Deze wortel vertrekt van de betekenis komen, een veel gebruikt woord, maar de vervoeging ervan in het Arabisch is voor ons een probleem. De Moor, op p. 161 van de Basiswoordenlijst, noemt het een dubbelzwak werkwoord en geeft de vervoeging.
آتى (doen komen) verschaffen; brengen, passen
آتٍ volgend, komend قادِم
مُواتٍ geschikt, toepasselijk مُناسِب
Ik kom onmiddellijk / ik zal morgen bij jullie komen / het boek brengt niets nieuws (komt niet met iets nieuws) / wij komen van het station / kom eten (kom voor de verorbering van het eten) //
Felle woede is op komst en ik ben een en al godsvrucht ( Fairouz, القُدْس )
حول - عند - غدو - كتب - جدّ - حطّ - نول - طعم //
غضب - سطع - انا - كلّ - امن
Toestand 18 / met, bij 439 / morgen 284 / schrijven 53 / nieuw 66 / neerkomen, station 866 / geven, nuttigen 580 / restaurant 38 //
Boos 82 / fel / ik 226 / elk, alle 730 / veilig, geloof 163
آتي حَالاً
سآتي عنْدَكُم غَداً
لا يأْتي الكِتابُ بِجَديد
نَأْتي مِن المَحَطّةِ
إئتِ لِتَناوُلِ الطَعامِ
الغَضَبُ الساطِعُ آتٍ و أنا كُلّي إيمان
Deze wortel vertrekt van de betekenis komen, een veel gebruikt woord, maar de vervoeging ervan in het Arabisch is voor ons een probleem. De Moor, op p. 161 van de Basiswoordenlijst, noemt het een dubbelzwak werkwoord en geeft de vervoeging.
آتى (doen komen) verschaffen; brengen, passen
آتٍ volgend, komend قادِم
مُواتٍ geschikt, toepasselijk مُناسِب
Ik kom onmiddellijk / ik zal morgen bij jullie komen / het boek brengt niets nieuws (komt niet met iets nieuws) / wij komen van het station / kom eten (kom voor de verorbering van het eten) //
Felle woede is op komst en ik ben een en al godsvrucht ( Fairouz, القُدْس )
حول - عند - غدو - كتب - جدّ - حطّ - نول - طعم //
غضب - سطع - انا - كلّ - امن
Toestand 18 / met, bij 439 / morgen 284 / schrijven 53 / nieuw 66 / neerkomen, station 866 / geven, nuttigen 580 / restaurant 38 //
Boos 82 / fel / ik 226 / elk, alle 730 / veilig, geloof 163
آتي حَالاً
سآتي عنْدَكُم غَداً
لا يأْتي الكِتابُ بِجَديد
نَأْتي مِن المَحَطّةِ
إئتِ لِتَناوُلِ الطَعامِ
الغَضَبُ الساطِعُ آتٍ و أنا كُلّي إيمان