181 بيض
Alles wat met eieren te maken heeft, en vandaar ook met “wit”.
بَيْض - بُيوض ei, eicel
أبْيَض wit, blank
بَيْضاويّ bewoner van Casablanca = الدار البَيْضاء
بَياض wit, eiwit
عِنْدَما يَبيضُ الديكُ / بَيْضة الديكِ
wanneer de haan een ei legt, het ei van de haan: uitdrukkingen voor iets onmogelijks.
Het ei van vandaag is beter dan de kip van morgen (beter één vogel in de hand dan tien in de lucht) / blanken en zwarten / ze is wit van hart (goedhartig) / deze eieren zijn vers //
Hij produceerde een glimlach die de details van zijn gebit lieten uitkomen en zei: zien jullie de witheid van mijn tanden? (FDA 3703)
يوم - خير - من - دجّ - غدو - سود - طزج //
بسم - ظهر - فصل - سنّ - قول - لحظ
Dag 248 / beter, best 189 / wie, van, uit 367 / kip 178 / morgen 284 / zwart 584 / vers 391 //
Glimlach 783 / rug 152 / scheiden, detail 200 / leeftijd, tand 283 / zeggen 321 / ogenblik, waarnemen 794
بَيْضة اليَومِ خَيْر من دَجاجةِ الغَدِ
البيْض و السود
هي بَيْضاءُ القَلْبِ
هَذِهِ البَيضات طازِجة
اِبْتَسَمَ اِبْتِسامةً تُظْهِرُ تَفاصيلَ أسنانِهِ وَ قالَ : أتُلاحِظون بَياضَ أسْناني؟
Voor kleuren en gebreken heeft het A bijzondere genusvormen: AF’AL mann.enk., FA’ALA’ vr. enk en mv FU’l of FI’L. Met wit wordt dat: أبيَض - بَيضاء – بيض en met zwart أسْوَد - سَوْداء - سُود . DM-VP1, 9.4. In transcriptie wordt de 2e zin: elbyD wa assoed.
Alles wat met eieren te maken heeft, en vandaar ook met “wit”.
بَيْض - بُيوض ei, eicel
أبْيَض wit, blank
بَيْضاويّ bewoner van Casablanca = الدار البَيْضاء
بَياض wit, eiwit
عِنْدَما يَبيضُ الديكُ / بَيْضة الديكِ
wanneer de haan een ei legt, het ei van de haan: uitdrukkingen voor iets onmogelijks.
Het ei van vandaag is beter dan de kip van morgen (beter één vogel in de hand dan tien in de lucht) / blanken en zwarten / ze is wit van hart (goedhartig) / deze eieren zijn vers //
Hij produceerde een glimlach die de details van zijn gebit lieten uitkomen en zei: zien jullie de witheid van mijn tanden? (FDA 3703)
يوم - خير - من - دجّ - غدو - سود - طزج //
بسم - ظهر - فصل - سنّ - قول - لحظ
Dag 248 / beter, best 189 / wie, van, uit 367 / kip 178 / morgen 284 / zwart 584 / vers 391 //
Glimlach 783 / rug 152 / scheiden, detail 200 / leeftijd, tand 283 / zeggen 321 / ogenblik, waarnemen 794
بَيْضة اليَومِ خَيْر من دَجاجةِ الغَدِ
البيْض و السود
هي بَيْضاءُ القَلْبِ
هَذِهِ البَيضات طازِجة
اِبْتَسَمَ اِبْتِسامةً تُظْهِرُ تَفاصيلَ أسنانِهِ وَ قالَ : أتُلاحِظون بَياضَ أسْناني؟
Voor kleuren en gebreken heeft het A bijzondere genusvormen: AF’AL mann.enk., FA’ALA’ vr. enk en mv FU’l of FI’L. Met wit wordt dat: أبيَض - بَيضاء – بيض en met zwart أسْوَد - سَوْداء - سُود . DM-VP1, 9.4. In transcriptie wordt de 2e zin: elbyD wa assoed.