180   نظف

Schoon, proper, hygiënisch: de kern van deze wortel. 
 
نَظافة                   reinheid, netheid, hygiëne
نَظيف                  schoon, proper, hygiënisch
تَنْظيف                 schoonmaak, reiniging

Heb je schone kleren? / de werkster komt morgen/ wie maakt de vloer schoon? / ruim de tafel af, schatje (mijn hartje) //
De eerste donderdag van het bezoek van papa vond ik de straat veel properder; er is (was) geen spoor van stof (FDA 3221)

لبس - عند -  عمل  -  اتي   -  غدو -  من  -  ارض  -   قلب  -  طول //
مع  -  خمس  -  اول  -  زور  -  ابو  -  وجد  -  شرع  -  كثر  -  لا  -  اثر  -  ترب

Kleren 58 / met, bij 439 / werken 46 /  komen 214 / morgen 284 / wie, uit, van 367 /  grond 159 / hart 139 / lang (tafel) 148 //
Met 570 / vijf, donderdag 281 / eerst 318 / bezoeken 610 / vader 154 / vinden 278 / straat, wet 221 / veel 183 / neen, niet 821 / invloed, spoor 869 / grond, stof 996

هل  عِنْدَكِ  مَلابِسُ  نَظِّيفةُ؟
عامِلةُ  التَنْظيفِ  تأْتي غَداً
مَن  يُنَظِّفُ  الأرْضيةَ؟
يا  قَلْبي  نَظِّفي  الطاوِلةَ
مَعَ  الخَميسِ  الأوَل  لِزيارةِ  أبي  وَجَدْتُ  الشارِعَ  أكْثَر  نَظافة،  وَ لا يوجَدُ  أثَر  لِتُراب
In de laatste zin is  نَظافة  een genitiefbepaling أكْثَر : het is een oneigenlijke bezitsconstructie (DM-VP2, 5.4).