1398 شفه
Het kernwoord is lip.
Bemerk de de eind-ha, die in het meervoud terug opdaagt.
شَفَة - شِفاه lip, rand
Je lippen helpen je met het spreken. Daarom betekent de afleiding شَفَويّ “mondeling, oraal”.
Hij probeerde te spreken, maar zij legde zachtjes haar hand op zijn lippen (FDA 2089) / zij stiftte discreet haar lippen / zijn naam lag op de lippen van iedereen //
De lippen zijn zacht, beweeglijk, ze dienen als toegang om voedsel te verorberen, en om geluid voort te brengen, woorden, expressie (Wikipedia)
حول - كلم - لكن - وضع - يد - رفق / رِفْق - عمل - حمر - حذر - ردّ - سمي - كلّ - وحد //
كون - لَيِّن - حرك - بِمَثابةِ - دخل - نول - طعم - عبر - صوت - كلم - نطق
Toestand, proberen 18 / woord 14 / maar 650 / zetten 204 / hand 254 / metgezel, mildheid 647 / werken, gebruiken 46 / rood 128 / voorzichtig 878 / reageren, circuleren 856 / naam 9 / elk, alle 730 / een, enig 264 //
Zijn 15 / zacht / bewegen 68 / als, zoals / binnengaan 224 / nuttigen 580 / restaurant, voedsel 38 / oversteken, expressie 465 / stemgeluid 674 / woord 14 / uiten, articulatie 520
حاوَلَ أن يَتَكَلَّمَ, لَكِنَها وَضَعَت يَدَها عَلى شَفَتِهِ بِرِفْقّ
اِسْتَعَمَلَت بِأحْمَرِ الشِفاهِ بِحَذَرٍ
تَرَدَّدَ اِسْمَهُ عَلى شِفاهِ كُلِّ واحِد
تكونُ الشفاهُ لَيِّنةٌ، مُتَحَرِّكةٌ، و هي بِمَثابةِ المَدْخَلٌ لِتَناوُلِ الطَعامِ والتَعْبيرِ عَن الصوتِ وَ الكَلامِ وَ النُطْق
Het kernwoord is lip.
Bemerk de de eind-ha, die in het meervoud terug opdaagt.
شَفَة - شِفاه lip, rand
Je lippen helpen je met het spreken. Daarom betekent de afleiding شَفَويّ “mondeling, oraal”.
Hij probeerde te spreken, maar zij legde zachtjes haar hand op zijn lippen (FDA 2089) / zij stiftte discreet haar lippen / zijn naam lag op de lippen van iedereen //
De lippen zijn zacht, beweeglijk, ze dienen als toegang om voedsel te verorberen, en om geluid voort te brengen, woorden, expressie (Wikipedia)
حول - كلم - لكن - وضع - يد - رفق / رِفْق - عمل - حمر - حذر - ردّ - سمي - كلّ - وحد //
كون - لَيِّن - حرك - بِمَثابةِ - دخل - نول - طعم - عبر - صوت - كلم - نطق
Toestand, proberen 18 / woord 14 / maar 650 / zetten 204 / hand 254 / metgezel, mildheid 647 / werken, gebruiken 46 / rood 128 / voorzichtig 878 / reageren, circuleren 856 / naam 9 / elk, alle 730 / een, enig 264 //
Zijn 15 / zacht / bewegen 68 / als, zoals / binnengaan 224 / nuttigen 580 / restaurant, voedsel 38 / oversteken, expressie 465 / stemgeluid 674 / woord 14 / uiten, articulatie 520
حاوَلَ أن يَتَكَلَّمَ, لَكِنَها وَضَعَت يَدَها عَلى شَفَتِهِ بِرِفْقّ
اِسْتَعَمَلَت بِأحْمَرِ الشِفاهِ بِحَذَرٍ
تَرَدَّدَ اِسْمَهُ عَلى شِفاهِ كُلِّ واحِد
تكونُ الشفاهُ لَيِّنةٌ، مُتَحَرِّكةٌ، و هي بِمَثابةِ المَدْخَلٌ لِتَناوُلِ الطَعامِ والتَعْبيرِ عَن الصوتِ وَ الكَلامِ وَ النُطْق