1175 كأن
Dit is een vergelijkend voegwoord zoals samengesteld uit كَ ( wortel 803, als ) en أنّ ( wortel 165, dat, indien).
كَأنَّ alsof
كأنَّما alsof
كَما is vaak een synoniem
Hij praatte maar verder alsof hij de vraag niet gehoord had / de kinderen speelden verder alsof er niets gebeurd was / hij schreeuwde alsof wij doof waren //
Hij bleef geknield, de ogen dicht, een hele tijd; dan stond hij op, opende zijn ogen, alsof hij ontwaakte uit zijn slaap ( FDA 2886)
ظلّ - كلم - لم - سمع - سأل - لعب - طفل - شيأ - كون - صرح - طرش //
ظلّ - رَكَعَ - غمض / مُغْمَض - عين - فتح - ثمّ - قوم - فتح - صحو - نوم
Schaduw, doorgaan 1020 / woord 14 / niet 781 / horen 231 / vraag 203 / spelen 199 / kind 435 / willen, ding 137 / zijn 15 / schreeuwen 497 / doof //
Blijven 1020 / knielen / gesloten / oog 49 / periode 638 / toen 323 / opstaan 518 / openen 234 / reveil 1546 / slapen 358
ظَلَّ يَتَكَلَّمُ كَأنَّما لَم يَسْمَعُ السؤال
لَعِبَ الأطْفالُ كَأنَّ شَياً لَم يَكُن
صَرَحَ كَأنَّنا طُرْشٌ
ظَلَّ راكِعاً مُغْمِض العَينينِ فَتْرةً ، ثُمّة قامَ وَ فَتَحَ عينيهُ وَ كَأنَّما صَحى مِن النَوْم
Het woordje “doof” in de 3e zin volgt de grammaticale regels van “kleuren en gebreken” (DM-VP1, 9.4).
De middelste zin komt letterlijk uit de ALD: het onderwerp van de aanvulzin komt in de accusatief te staan; het werkwoord staat door لَم in de verkorte vorm (apocopaat) (DM-VP2, 6.1).
Dit is een vergelijkend voegwoord zoals samengesteld uit كَ ( wortel 803, als ) en أنّ ( wortel 165, dat, indien).
كَأنَّ alsof
كأنَّما alsof
كَما is vaak een synoniem
Hij praatte maar verder alsof hij de vraag niet gehoord had / de kinderen speelden verder alsof er niets gebeurd was / hij schreeuwde alsof wij doof waren //
Hij bleef geknield, de ogen dicht, een hele tijd; dan stond hij op, opende zijn ogen, alsof hij ontwaakte uit zijn slaap ( FDA 2886)
ظلّ - كلم - لم - سمع - سأل - لعب - طفل - شيأ - كون - صرح - طرش //
ظلّ - رَكَعَ - غمض / مُغْمَض - عين - فتح - ثمّ - قوم - فتح - صحو - نوم
Schaduw, doorgaan 1020 / woord 14 / niet 781 / horen 231 / vraag 203 / spelen 199 / kind 435 / willen, ding 137 / zijn 15 / schreeuwen 497 / doof //
Blijven 1020 / knielen / gesloten / oog 49 / periode 638 / toen 323 / opstaan 518 / openen 234 / reveil 1546 / slapen 358
ظَلَّ يَتَكَلَّمُ كَأنَّما لَم يَسْمَعُ السؤال
لَعِبَ الأطْفالُ كَأنَّ شَياً لَم يَكُن
صَرَحَ كَأنَّنا طُرْشٌ
ظَلَّ راكِعاً مُغْمِض العَينينِ فَتْرةً ، ثُمّة قامَ وَ فَتَحَ عينيهُ وَ كَأنَّما صَحى مِن النَوْم
Het woordje “doof” in de 3e zin volgt de grammaticale regels van “kleuren en gebreken” (DM-VP1, 9.4).
De middelste zin komt letterlijk uit de ALD: het onderwerp van de aanvulzin komt in de accusatief te staan; het werkwoord staat door لَم in de verkorte vorm (apocopaat) (DM-VP2, 6.1).